Boksclub DOS is opgericht in 1945.

Na de oorlog waren er nog geen gymzalen en daarom werd er getraind bij de voorzitter thuis op zolder. Later werd getraind in de sportzaal van de ULO-school in Vlissingen. Deze school stond op de plaats waar later de EDAH-supermarkt staat. Er werd daar op dinsdag- en vrijdagavond getraind. De wedstrijdboksers trainden extra op zondagmorgen: DOS had in die tijd 13 wedstrijdboksers. Vlissingen bood in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw vruchtbare grond voor de bokssport. Een stad van spierballen, van havenarbeiders en handwerkslieden. Hier klopte het bokshart van Zeeland. En de hartslag liep pas ècht op als de boksring werd opgebouwd op het toneel van het Concertgebouw. Dat gebeurde één keer per jaar, soms twee keer als de financiën van de organiserende boksclub DOS het toelieten.

“Het was een echte happening.
Boksers waren hero’s in de stad.”

De club moest de reiskosten van de tegenstanders – uit vrijwel het hele land – zelf ophoesten en zo’n dikke portemonnee had DOS niet. De trainingen werden niet voor niets gehouden in een primitief zaaltje achter een schooltje ‘op de Kom’. Het enige stromende water kwam in druppels van de hoofden.

Maar daar werd wel de basis gelegd voor een gouden generatie Vlissingse boksers. De broers Frans en Rinus Rieteco, Kees van de Gruyter, Hans Lubig, Jos Jasperse, Bert van Hove; het is slechts een kleine greep uit het grote peloton A-boksers bij DOS. Ze reisden stad en land af om de knuisten te kruisen, maar één keer per jaar, soms dus twee keer, konden ze lopend naar de ring en stond het publiek eens aan hún zijde.

Hoewel het vredelievende van de locatie niet helemaal strookte met de oerinstincten die het in huis haalde, werden de gala’s omarmd in Vlissingen. “Het was een echte happening”, herinnert Hans Lubig zich. “De boksers waren hero’s in de stad.” Affiches op de winkelruiten, publicaties in de lokale blaadjes en mond-tot-mondreclame pookten het vuurtje op. Hoe dichter ‘het Concertgebouw’ naderde, hoe intenser het werd in het zaaltje ‘op de Kom’.

Voor sommigen werd de spanning wel eens te veel voor het thuispubliek. Roel Tiessens was er zo één. “Ik deed het beter bij wedstrijden buiten de provincie. Ik voelde altijd meer spanning als ik in Vlissingen moest boksen.” Niettemin verloor hij maar één partij in het Concertgebouw. Drie won hij er, vier eindigden onbeslist. “Ik had gevechten waarin ik enorme dreunen kreeg. Vanaf halverwege de eerste ronde herinner ik me niets meer van de partij. Maar toch kreeg ik dan nog een onbeslist, terwijl ik pas in de kleedkamer ‘wakker’ werd.”

Vlissingen had de tijd mee. Het boksen, met name de zwaargewichten, trok mondiaal de aandacht met de alleswinnaar Rocky Marciano, met de rivaliteit tussen de gentleman Floyd Patterson en het beest Sonny Liston en met de binnen en buiten de ring spraakmakende Muhammad Ali. “Boksen kwam toen ook voor het eerst op televisie”, zegt André Step. “Wij gingen toen regelmatig ’s nachts uit bed om te kijken.”

De liefhebbers kregen in het Concertgebouw de kans om boksen in het echt te zien. “De zaal was altijd vol”, weet Hans Lubig, die in zijn carrière zo’n 20 van zijn 48 partijen in het Concertgebouw afwerkte. “De ring stond op het toneel. De eerste drie of vier rijen konden wij niet zien vanwege de sigaretten- en sigarenrook van de middenstanders, die altijd de beste plaatsen hadden. Maar de atmosfeer was heel intiem.”

In de laatste jaren werd de ring naar het midden van de zaal verplaatst, als verheven eilandje in de mensenzee. De opkomst van de boksers kreeg er meer allure door. Voorheen stapten de boksers uit de niet al te grote kleedkamers (Step: “We zaten echt op een hoopje.”), beklommen een trapje en stonden op het podium. Maar nu: “Wij moesten van de kleedkamers door een gang lopen en vervolgens door het publiek de ring in”, aldus Roel Tiessens.

En als de spieren bevrijd werden van de badjas, de steevast in het wit geklede scheidsrechter de boksers bij elkaar had geroepen, was het tijd voor de bel. Niet zomaar een bel. “Die hadden we zelf gemaakt”, zegt Step. “Het was een lege huls uit de Tweede Wereldoorlog. Die stond bij de speaker op tafel en met een ijzeren dingetje sloegen we daarop. Dat was onze gong.”

De ronde die geen bokser wilde missen in het Concertgebouw was de laatste ronde. Roel Tiessens: “Wat ik altijd het leukste vond, was het feesten en dansen na de wedstrijden.” André Step: “Het bal na afloop was geweldig. Met polonaise en al; echt gezellig. Iedereen nam iedereen mee. En waar ze ook vandaan kwamen, vrijwel iedereen bleef tot een uur of drie plakken.”

Maar na 1968 was dat over. De gouden generatie Vlissingse boksers had de deuren van het Concertgebouw begin jaren vijftig geopend, maar eind jaren zestig stapten de laatste boksers achter de coulissen. Het Zeeuwse niveau was zienderogen gedaald en daarnaast zag een nieuwe sporthal het levenslicht in Vlissingen. De Baskensburg werd het minder chique maar wel praktischer podium van DOS. Vlissingen was een sporthal rijker, maar een attractie armer.

Bron: Boksnieuws.com – Boksnieuws Vlissingen

Roel Tiessens
Begon in 1964 op 15-jarige leeftijd met boksen bij DOS. Werd de eerste drie jaar kampioen in zijn klasse (half en zwaargewicht), maar emigreerde in 1968 naar Canada. Bokste in 1973 nog enkele partijen in Quebec. Komt deze week over voor het boksgala.

André Step
Was in de jaren vijftig en zestig een begenadigd bokser, verloor nooit in het Concertgebouw. André Step is al 55 jaar lid van de plaatselijke boksclub DOS; eerst al een toonaangevende en fanatieke bokser, daarna  als een uitstekend motiverende trainer voor al zijn pupillen. DOS en de Vlissingse bokswereld hebben erg veel te danken aan André Step. Na ruim 42 jaar actief te zijn geweest is André gestopt als trainer bij DOS.

Hans Lubig
Begon net na de oorlog op 16-jarige leeftijd te boksen bij DOS, mede opgericht door zijn oom Adrie Rijnders. Medio jaren vijftig kampioen zwaargewicht van Zuid-Holland en Zeeland. Emigreerde in 1958 naar Canada, waar hij in Alberta ook nog enkele partijen bokste.