Vlissingen had de tijd mee. Het boksen, met name de zwaargewichten, trok mondiaal de aandacht met de alleswinnaar Rocky Marciano, met de rivaliteit tussen de gentleman Floyd Patterson en het beest Sonny Liston en met de binnen en buiten de ring spraakmakende Muhammad Ali. “Boksen kwam toen ook voor het eerst op televisie”, zegt André Step. “Wij gingen toen regelmatig ’s nachts uit bed om te kijken.”
De liefhebbers kregen in het Concertgebouw de kans om boksen in het echt te zien. “De zaal was altijd vol”, weet Hans Lubig, die in zijn carrière zo’n 20 van zijn 48 partijen in het Concertgebouw afwerkte. “De ring stond op het toneel. De eerste drie of vier rijen konden wij niet zien vanwege de sigaretten- en sigarenrook van de middenstanders, die altijd de beste plaatsen hadden. Maar de atmosfeer was heel intiem.”
In de laatste jaren werd de ring naar het midden van de zaal verplaatst, als verheven eilandje in de mensenzee. De opkomst van de boksers kreeg er meer allure door. Voorheen stapten de boksers uit de niet al te grote kleedkamers (Step: “We zaten echt op een hoopje.”), beklommen een trapje en stonden op het podium. Maar nu: “Wij moesten van de kleedkamers door een gang lopen en vervolgens door het publiek de ring in”, aldus Roel Tiessens.
En als de spieren bevrijd werden van de badjas, de steevast in het wit geklede scheidsrechter de boksers bij elkaar had geroepen, was het tijd voor de bel. Niet zomaar een bel. “Die hadden we zelf gemaakt”, zegt Step. “Het was een lege huls uit de Tweede Wereldoorlog. Die stond bij de speaker op tafel en met een ijzeren dingetje sloegen we daarop. Dat was onze gong.”
De ronde die geen bokser wilde missen in het Concertgebouw was de laatste ronde. Roel Tiessens: “Wat ik altijd het leukste vond, was het feesten en dansen na de wedstrijden.” André Step: “Het bal na afloop was geweldig. Met polonaise en al; echt gezellig. Iedereen nam iedereen mee. En waar ze ook vandaan kwamen, vrijwel iedereen bleef tot een uur of drie plakken.”
Maar na 1968 was dat over. De gouden generatie Vlissingse boksers had de deuren van het Concertgebouw begin jaren vijftig geopend, maar eind jaren zestig stapten de laatste boksers achter de coulissen. Het Zeeuwse niveau was zienderogen gedaald en daarnaast zag een nieuwe sporthal het levenslicht in Vlissingen. De Baskensburg werd het minder chique maar wel praktischer podium van DOS. Vlissingen was een sporthal rijker, maar een attractie armer.
Bron: Boksnieuws.com – Boksnieuws Vlissingen